Geschiedenis
Berg & Vaart
De bouw van de historische buitenplaats Berg en Vaart werd gestart in 1779 op een weiland aan de westzijde van de ‘s-Gravelandse vaart dat de bouwheer Abraham Bosch, een doopsgezinde Amsterdamse koopman, gekocht had van Jan Dedel, die aan de overzijde van de vaart de buitenplaats Boekesteijn bewoonde.
Het huis werd gebouwd in de voor die tijd ongebruikelijke L-vorm door een typisch Amsterdamse bouwer-architect, Jan Luyten, waarvan ook diverse huizen in Amsterdam bekend zijn. Het huis is een voorbeeld van de Hollandse Louis XVI-stijl, strak en elegant in zijn verhoudingen. Het is geen groot huis met zijn acht kamers, kelder, keuken en twee badkamers. De hygiënische boerderij Berg en Vaart werd in 1911 gebouwd om de tuberculose bij het melkvee te bestrijden. Deze boerderij hoort thans niet meer tot het landgoed.
’s Gravelandse buitenplaatsen
Tot in de twintigste eeuw was de buitenplaats per trekschuit bereikbaar, evenals de andere ‘s-Gravelandse buitenplaatsen vanuit Amsterdam via de ’s-Gravelandse vaart. ‘s-Graveland werd niet voor niets de tuin van Amsterdam genoemd.
De ‘s-Gravelandse buitenplaatsen werden in tegenstelling tot buitenplaatsen in het oosten van het land niet gebouwd om economische redenen maar als lustoord. De buitenplaats op zich leverde geen geld op maar de instandhouding werd bekostigd uit inkomsten van elders.In de glorietijd van de 19e eeuw omvatte de buitenplaats Berg en Vaart tenminste 35 hectaren, waarop naast de buitenplaats zelf ook de rond 1870 ernaast gebouwde Villa Nova stond en de uit de 17e eeuw stammende buitenplaats Smyrna, die altijd in het stadium van herenboerderij is gebleven.
In de 18de eeuw werden eerst boerderijen gebouwd die later een zogenaamde herenkamer kregen. Omdat men het wonen op het land zo aangenaam vond veranderden de boerderijen in herenhuizen en tenslotte in volwaardige buitenplaatsen.